Bekijk alle actualiteiten

Analyse uitspraak rechtbank over duurzaamheid ivm Long Covid

16 mei 2024

Een recente uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland heeft een beroep afgewezen waarin volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid werd geëist voor een zorgkundige met langdurige post-COVID klachten. Ondanks uitgebreide revalidatie blijft de werknemer kampen met ernstige symptomen, maar de rechtbank oordeelde dat er nog een redelijke kans op herstel is. Wij stellen echter dat de huidige medische inzichten een heroverweging van het besluit rechtvaardigen.

Samenvatting van de Uitspraak
De zaak betreft het beroep van een werknemer tegen het besluit van het UWV om haar een WGA-uitkering toe te kennen in plaats van een IVA-uitkering, ondanks haar langdurige arbeidsongeschiktheid na een COVID-19-infectie. De werknemer werkte sinds 1991 als zorgkundige en meldde zich op 20 oktober 2020 ziek. Ze had last van langdurige post-COVID klachten en vroeg op 25 juli 2022 een WIA-uitkering aan. Het UWV kende haar per 18 oktober 2022 een loongerelateerde WGA-uitkering toe wegens 80-100% arbeidsongeschiktheid, met de mogelijkheid dat zij in de toekomst gedeeltelijk zou kunnen werken. Zij maakte bezwaar, maar het UWV bleef bij zijn besluit.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht een WGA-uitkering had toegekend en vond dat er een redelijke of goede verwachting was dat verbetering van de belastbaarheid van de werknemer zou optreden. De verzekeringsarts van het UWV stelde dat, hoewel er veel onbekend is over het post-COVID syndroom, het gebruikelijke beloop na een COVID-infectie een (min of meer) volledig herstel is. De arts benadrukte dat er nieuwe inzichten zijn die suggereren dat een klachtencontingente behandeling in combinatie met pacing de meest passende behandeling is. De rechtbank was het eens met deze beoordeling en vond dat de verzekeringsarts zijn conclusies deugdelijk had gemotiveerd.

Argumentatie voor volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid
Recente studies tonen aan dat Long COVID bij een significant aantal patiënten leidt tot chronische symptomen die langer dan een jaar aanhouden. Dit impliceert dat de kans op volledig herstel, vooral zonder verdere medische doorbraken, gering is.

Tot nu toe zijn behandelingen zoals pacing en klachtencontingente benaderingen ondersteunend maar niet curatief gebleken. Patiënten ervaren vaak beperkte verbetering, wat wijst op een langdurige of permanente aard van de aandoening.

De werknemer had in dit geval al een uitgebreid multidisciplinair revalidatietraject gevolgd, inclusief fysiotherapie, ergotherapie en psychologische ondersteuning, zonder herstel. Dit suggereert dat verdere verbetering met dezelfde of vergelijkbare benaderingen onwaarschijnlijk is.

Er is geen informatie die wijst op nieuwe, effectieve behandelingsopties die op korte termijn tot substantiële verbetering zouden leiden. De huidige medische adviezen bieden geen garantie op herstel, maar slechts een mogelijke vermindering van symptomen.

Long COVID vertoont gelijkenissen met andere postvirale syndromen zoals ME/CVS, waar langdurige of permanente arbeidsongeschiktheid vaak wordt erkend. Het empirisch gegeven dat veel patiënten met postvirale aandoeningen slechts beperkt herstellen, ondersteunt de claim van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid bij Long COVID.

De Centrale Raad van Beroep heeft eerder geoordeeld dat volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid moet worden erkend bij chronische aandoeningen zonder uitzicht op substantiële verbetering binnen een redelijke termijn. De huidige medische gegevens over Long COVID suggereren een vergelijkbare situatie.

Conclusie
Gezien de chronische aard van Long COVID, de beperkte effectiviteit van de huidige behandelingen, en de langdurige symptomen van de werknemer ondanks uitgebreide revalidatie, zou de situatie moeten worden geclassificeerd als volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Dit zou recht geven op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering. Het UWV en de rechtbank hebben de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid onderschat en zouden hun beslissing moeten heroverwegen op basis van de actuele medische inzichten en de individuele situatie van de werknemer.